Tweede
verdieping
Op deze verdieping
is de oorspronkelijke structuur uit 1826-29 grotendeels bewaard
gebleven. Blijkens bestek van 1882 hebben hier ook weinig
wijzigingen plaatsgevonden. Zelfs de oorspronkelijke kozijnen en
paneeldeuren werden gehandhaafd. De interieur-afwerking werd wel
geheel vernieuwd, waarbij onder meer stucplafonds zijn aangebracht.
Vergelijking van de
plattegronden leert dat er diverse wijzigingen ten aanzien van de
tussenwanden hebben plaatsgevonden. Daarbij zijn wanden gesloopt en
(na enige tijd) herbouwd, verplaatst en gewijzigd. Het merendeel van
de oude deurkozijnen en paneeldeuren is behouden gebleven, echter
niet alle op de oorspronkelijke plaats. Ook hier op deze verdieping
waren alle schouwen en kachelnissen reeds in 1927 verdwenen. De
raamkozijnen dateren uit de bouwtijd (1826-´29), de ramen uit 1882.
Slechts een gedeelte van de oude betimmeringen is nog aanwezig.
Opvallend is dat de ramen in hun geheel wegschuiven in sparingen in
de borstwering. De twee voorste vensters in de zuidelijke zijgevel
zijn nieuw toegevoegd omstreeks 1950.
Verder is de
originele zoldertrap (een eenvoudige laddertrap) nog aanwezig, zij
het niet op de oorspronkelijke plaats. Oorspronkelijk zal deze trap
in het verlengde van het trappenhuis aan het zuidelijk einde van de
gang hebben gestaan.
Zolder
De grenenhouten
kapconstructie is nog geheel oorspronkelijk (1826-´29), afgezien
van het feit dat de zakgoot is dichtgezet. Daarmee is het omlopende
schilddak gewijzigd in een kap met plat met vier schilden. De
hoekschoorstenen zijn gesloopt in 1927, toen ook alle schouwen en
kachelnissen zijn verwijderd. De dakkapellen waren reeds verwijderd
in 1882. De constructie bestaat uit zware onderslagconstructie in de
lengte van
|
|
het gebouw, die
in het midden wordt gesteund door een standvink en aan de beide
einden door spantbenen. Aan weerszijden hiervan sluiten zes
spanten aan, waarvan de onderste gebinten als halfgebinten zijn
uitgevoerd en opgelegd zijn op het onderslaggebint. De
vlieringgebinten zijn A-gebinten. Tegen de uiterste spanten
sluiten vier halfspanten aan. Ten behoeve van de stabiliteit zijn
enkele onderdelen van de constructie doorgekoppeld. De spanten
zijn voorzien van gehakte telmerken. De sporen liggen op hun plat.
Uitstek
Gevels
De noordgevel
van het uitstek is uitgevoerd in schoon metselwerk. In de onderste
zone zijn restanten van een rode specie zichtbaar, die kunnen
wijzen op het gebruik van zogenaamd Casiuscement. Het voegwerk is
verweerd, maar niet beschadigd. Op een aantal plaatsen zijn de
dagstrepen in de lintvoegen nog herkenbaar.
In 1927 is de
indeling van de begane grond gewijzigd in verband met de
toevoeging van twee deuren, respectievelijk een entree tot de
conciërgewoning en een entree voor de stookruimte (van de
centrale verwarming uit 1927). Ten behoeve van de plaatsing van de
deur van de conciërgewoning zijn de twee voorste vensters
opgeschoven, terwijl het omliggende metselwerk werd vernieuwd.
Voor de plaatsing van de achterste deur is een venster verwijderd.
Oorspronkelijk bevonden zich op de begane grond vijf vensters,
volgens dezelfde verdeling als de vensters op de eerste
verdieping. Al deze vensters bevatten zesruitsschuiframen, die in
hun huidige vorm uit 1882 dateren.
De zuidgevel
heeft een uitvoering in schoon metselwerk. Uit de tekeningen
blijkt dat de huidige deur en vensters ale uit 1927 en later
moeten dateren. Alleen de deur naar de binnenplaats kan van oudere
oorsprong zijn, maar moet in dat geval zijn herplaatst.
(Begane
grond....)
Zie verder volgende kaart
|